Al vroeg in de middeleeuwen werd het centrum van het toenmalige Kontich verplaatst van de Gallo-Romeinse site in het gehucht Lint (Kontich-Kazerne) naar het hooggelegen wegenknooppunt van de huidige dorpskern. De Edegemsesteenweg valt gedeeltelijk samen met de vroegere Binnenweg, de voetweg van Mechelen via Sleutel- en Magdalenastraat naar Edegem, Mortsel, Berchem en verder. Het eerste stuk is in de jaren 1800 verplaatst van de Noordstraat naar hier. Dergelijke wegen verbonden immers vooral belangrijke nederzettingen die vaak al in de Gallo-Romeinse tijd bestonden. Aan onze dorpsrand lag De Rode Schild (nu Gemeentepark) en de paden liepen naar Pluysegem, Altena, Buizegem en Hof ter Linden in Edegem, Oude God, Luithagen…
Het herenhuis op de hoek met de Antwerpsesteenweg dateert van 1836 en stond bekend als Ma Fantaisie, maar recenter als Sint-Martinushof of Hof van Cols. Dit is een van de weinige beschermde gebouwen van Kontich, en kon tot stand komen toen in 1835 de gronden van De Rode Schild verkaveld werden. De linker aanbouw brengt helaas het laat-classicistische uitzicht enigszins uit evenwicht. De veranda van gietijzeren versieringen en veel glas zijn een sierlijk toevoegsel van de belle époque, maar jammer genoeg onzichtbaar voor de buitenstaander.
In 1892 kreeg deze relatief nieuwe straat (al gekasseid in 1868) officieel de naam Edegemsesteenweg.
Edegemsesteenweg, hoek Antwerpsesteenweg
Elektriciteitskast 1
De tuin links lag op de hoek met de Nieuwstraat (ook officieel erkend in 1892) en werd halverwege de 20e eeuw vervangen door een nieuwbouw, waar de Kontichse politica Alice Hellemans zou komen wonen. Zij werd in 1967 aangesteld als algemeen secretaris van de CVP en van 1971 tot 1985 was ze er administratief directeur. In eigen gemeente werd ze verkozen tot gemeenteraadslid en was ze schepen van 1970 tot 1976; van 1974 tot 1985 was ze ook Antwerps provincieraadslid en vanaf 1978 quaestor.
Elektriciteitskast 2
De Edegemsesteenweg (hier in de richting van Edegem) wordt gekenmerkt door lintbebouwing met burgerhuisjes, vooral daterend uit het begin van de 20e eeuw: meestal twee bouwlagen in neo-traditionele stijl met gebruik van gekleurde baksteen voor banden, deur- en vensteromlijstingen.
Edegemsesteenweg, E. Tinnellaan
Verder door ligt aan een pleintje villawijk Altena. Helemaal op de achtergrond staat de Pluysegemhoeve, de woning van burgemeester Schroyens (1918-29). Deze hoeve met neogotische schuur was de verre nazaat van het kasteel Pluysegem. Deze buurt werd later de De Villermontwijk genoemd (1930).
Edegemsesteenweg, Nieuwstraat
Deze postkaart is van ca. 1930 en toont de Edegemsesteenweg die loopt in de richting van de Antwerpsesteenweg. Herberg In de Ekster ligt op de andere hoek van de Nieuwstraat. Een vijftig meter verder aan de rechterkant kon je de Schuttershofstraat indraaien, die naar de Schoolstraat loopt.
Op de inzetfoto zien we hetzelfde café, uitgebaat door Jef Van den Bergh en Angelina van Linden van begin december 1929 tot eind februari 1933.
Op de foto vergezellen zij hun twee kinderen, Louis (vooraan) en Maria (achteraan).
Edegemsesteenweg, Pluyseghemstraat
In de richting van de Antwerpsesteenweg ligt aan de linkerkant op nummer 74 oorspronkelijk de wijngroothandel Voorspoels met stallingen, boomgaard en begraasd erf, toegankelijk langs een ijzeren poort. Op de gevel, met trapgevel geflankeerd door pseudotoren, prijkt het jaartal 1910.
Edegemsesteenweg, Altenastraat
In 1852 besloot het gemeentebestuur van Kontich om een groot nieuw schoolgebouw voor de Gemeentelijke Jongensschool op te richten op het ‘Schuttersveld’ langsheen de Molenstraat. Men diende hiervoor eerst wel een gevaarlijke ‘mergelput’ op te vullen. Burgemeester de Neuf de Burght kon samen met gouverneur Teichmann de nieuwe klaslokalen inhuldigen op 8 mei 1854. Het leerlingenaantal groeide elk schooljaar gestaag aan wat de aanstelling van één en later zelfs meer ondermeesters noodzakelijk maakte. Dank zij een jaarlijkse subsidie maakte het gemeentelijk armenbestuur het schoolgaan voor behoeftige kinderen ook mee mogelijk, andere leerlingen betaalden een kleine bijdrage. De hoofdonderwijzer-directeur kon pas in 1862, juist op de hoek met de Nieuwstraat, de hem toegewezen nieuwe eengezinswoning betrekken. Na de schoolstrijd (1879-1884) vinden we uiterst rechts een nieuwe aanbouw tot op dezelfde hoogte en in bijpassende bouwstijl opgericht. Het gelijkvloers hiervan werd ‘een gymnasezaal’ (ook vandaag nog) en op de verdieping bewaarde men het didactisch materiaal in een lokaal dat de naam ‘schoolmuseum’ kreeg vermits het de bedoeling was dat andere onderwijsinstellingen uit het kanton Kontich deze leermiddelen ook konden ontlenen. De verdieping omvatte ook nog enkele bijkomende klaslokalen om de aangroei van leerlingen en de uitbreiding met hogere studiejaren te kunnen blijven opvangen. De grote uitbreiding met het 6e tot het 8e studiejaar werd pas mogelijk nadat een nieuw gebouw in 1930 langs Nieuw- en Schoolstraat. In gebruik kon worden genomen.
Links onderaan is het uithangbord ‘estaminet In De Vrachtwagen bij E. De Boeck’ nog net zichtbaar. Op de kasseien van de Molentraat wordt een gesloten koets, mogelijk een ‘corbillard’ (lijkwagen) getrokken door een paard met zwarte hoofdkap richting station Kontich-dorp. Dit spoorwegstation bevond zich ter hoogte van de Spoorwegstraat en de Molenstraat.
De man die we vooraan op de foto zien is Willy Katzenstein. De foto is genomen op de hoek van de Schoolstraat en de Nieuwstraat. Tijdens de oorlog woonde Katzenstein in dit huis, dat toebehoorde aan de vroegere directeur van de jongensschool, Gummarus Ludovicus Cassiers. De mooie villa – met grote tuin tot tegen het huidige gemeentepark – is afgebroken en vervangen door een appartementsgebouw.
Katzenstein woonde tijdens de Eerste Wereldoorlog gedurende een hele periode in de jaren 1917-1918 als Ortskommandant in dit huis. Zijn kleindochter Susan Hamlyn, die in Londen woont, vond bij het opruimen van de kasten van haar moeder, de dochter van Willy Katzenstein, zijn dagboek en foto’s van haar grootvader. En via zijn dagboek “Landsturm im Weltkrieg” krijgen we zicht op het toch wel merkwaardige leven van deze man. Wat het al helemaal boeiend maakt, is het feit dat hij tijdens zijn verblijf in Kontich Margriet Ballegeer op haar proces als raadsman heeft bijgestaan. Uiteraard kon hij niet verhinderen dat Margriet de doodstraf kreeg.
Willy wordt op 12 september 1874 in het Duitse Bielefeld geboren. Als zoon van joodse ouders en als vaderlandslievende Duitser. Hij studeert rechten en promoveert in 1897 tot doctor in de rechten. Hij werkt als advocaat en notaris en engageert zich na 1918 politiek als provinciaal voorzitter voor de Deutsche Demokratische Partei, een links-liberale partij die tot vlak voor de machtsovername door Hitler aan alle regeringen van het Duitse rijk deelneemt. In 1933 wordt de partij verboden, maar ze herrijst na de Tweede Wereldoorlog als de FDP (Freie Demokratische Partei).
Willy Katzenstein sterft in Londen op 8 april 1951. Maar niet alvorens een bewogen leven te hebben geleefd. In 1908 volgt hij zijn ondertussen gestorven oom op in de leiding van het verbond van synagogen in Westfalen en op 17 januari 1933 wordt hij hoofd van de joodse gemeenschap in Bielefeld. En het vervolg laat zich wel een beetje raden. Het moge duidelijk zijn dat Willy Katzenstein een belangrijke figuur in Bielefeld was, toen een niet onbelangrijke stad van 90.000 inwoners (333.000 in 2020). Vervolging moest en zou er komen, maar volgens getuigenissen van zijn dochter, de moeder van Susan Hamlyn, was hij er aanvankelijk van overtuigd dat hem niks kon gebeuren. Hij was een gedecoreerd militair en een goede Duitser. Hij hield er dus absoluut geen rekening mee dat hij ooit zou worden vervolgd. De anderen wel, maar hij toch niet, want hij had altijd trouw zijn vaderland gediend, ook tijdens de oorlog. Hij hielp overigens in de jaren dertig vanuit zijn functie duizenden joden aan emigratiepapieren. Zijn vrouw maande hem vaker aan om te vluchten, maar tot op het laatste ogenblik weerstond hij hieraan. Hoogstwaarschijnlijk heeft de Kristallnacht (9-10 november 1938) toch wel mee de doorslag gegeven om uiteindelijk in mei 1939 naar Engeland te vluchten. De twee dochters – de moeder van Susan en haar zus – met een kindertransport, de ouders enkele dagen later.
De synagoge in Bielefeld is mede door de familie Katzenstein opgericht, maar ze wordt tijdens de Kristallnacht tot op de grond afgebrand. Een paar uur daarvoor had een dochter nog op het orgel wat geoefend. Zij sloot het gebedshuis af en de sleutel die ze daarvoor gebruikte, is het enige voorwerp dat overbleef. Aan de periode in Bielefeld herinneren vandaag de Stolpersteine (struikelstenen) aan de Katzensteins in Bielefeld. De vlucht naar Engeland betekende meteen het einde van de familie Katzenstein in Duitsland en de reden waarom kleindochter Susan in London woont. En zij vindt daar dan meer dan een eeuw na het einde van de Eerste Wereldoorlog de dagboeken van haar grootvader in een kast en komt via het verhaal bij Janet Dean, de kleindochter van Margriet Ballegeer, terecht. Een toch wel merkwaardige geschiedenis van twee mensen die elkaar van haar noch pluimen kenden, maar die door ons dorp en de heemkundige kring met elkaar en hun gezamenlijke verleden in contact zijn getreden.
Want inderdaad, als Ortskommandant verbleef Katzenstein van 30 april 1917 tot 28 maart 1918 in Kontich: ... ein hübsches Landstädtchen von etwa 5000 Einwohnern, ... Der Ort macht einen recht ruhigen Eindruck, beinahe wie eine Villenkolonie.
Van 19 tot 22 februari 1918 werd hij aangeduid als verdediger van onder andere Margriet en haar geliefde Henri Van Bergen: Seine (Van Bergens) wichtigste Helferin war ihm dabei seine Privatsekretärin und Braut Fräulein Marguerite Ballegeer, des mir sehr gut bekannten Konticher Polizeikommissars (vader Ballegeer). Het lijkt nu misschien wat vreemd, maar de beklaagden werden inderdaad verdedigd door Duitse militairen. En wat nog vreemder kan lijken, zij werden door de rechtbank op de vingers getikt omdat ze in hun verdediging wat te meegaand waren met de beklaagden en daarbij blijkbaar vergaten dat ze Duitsers waren.
Je zult het met ons eens zijn. Dit is een merkwaardig verhaal. En je zult hier uiteraard nog meer van horen, want de vertaling van het dagboek is volop aan de gang.
Link naar verhaal: https://www.museumkontich.be/Sprokkels/Katzenstein.htm
Op deze plaats stonden vroeger 2 grote Japanse Kerselaars. Zij sierden in de bloesemperiode het hele kruispunt met hun typische roze blaadjes.
De Japanse sierkers (Prunus serrulata), in Vlaanderen Japanse kerselaar genoemd, komt van nature voor in het gebergte van West-China, in Korea, in Japan, op het eiland Izu Oshima, het eiland Honshu en in het noordwesten van het eiland Hokkaido. Er zijn zeer veel verschillende cultivars voor aanplant in tuinen, straten, parken en plantsoenen. De cultivars worden vegetatief vermeerderd op zaailingen van Prunus avium of op de eveneens vegetatief vermeerderde onderstammen Prunus avium 'Colt' of MF 12/1.
Er zijn cultivars die een 6–8 m hoge boom vormen, maar er zijn er ook die alleen een 2–5 m hoge struik vormen. De bladeren zijn ongeveer 5 à 10 cm lang en hebben een genaalde of getande bladrand en een toegespitse top. Het jonge blad is bruinrood. Later krijgt de bovenzijde een groene en de onderzijde een blauwgroene kleur.
De boom of struik bloeit in België van eind april en begin mei
Wanneer in Japan Prunus serrulata bloeit, viert men het Hanamifeest met picknicks tussen de bomen
In 1908 bedachten enkele notabelen, waaronder de Kontichse deken Hiëronymus De Coster, een plan voor zondagvoormiddagcursussen rekenen, planlezen en vaktekenen, bedoeld voor de vele ongeschoolde boerenzonen uit de wijde omgeving binnen het kanton Kontich. Na de Eerste Wereldoorlog werden de leergangen in verschillende gemeentegebouwen ondergebracht, en na WO II werden ze een vrije intercommunale vaktekenschool met dagonderwijs, een samenwerkingsverband tussen diverse gemeenten en alle parochies uit de dekenij Kontich. De zondag volstond immers al lang niet meer om alle leerlingen onderricht te geven, zelfs al waren intussen al weekdagen ingepalmd voor avondleergangen.
In 1924 kon de school verhuizen en uitbreiden naar de Edegemsesteenweg door er de leegstaande gebouwen van een diamantslijperij te huren. Het eigendom omvatte toen enkel ‘een industriële school’, een huis, grond en loods, alles samen 11 395 m2 en kon in 1927 worden aangekocht . Na de Tweede Wereldoorlog noopten de uitbreiding van het lessenpakket en de aangroei van het leerlingenaantal in 1955 tot de bouw van een nieuwe vleugel met klaslokalen en administratieve ruimtes, en een verdere uitbreiding in 1975. Bij de heraanleg van de straat in het begin van de 21e eeuw harmonieerde de gemeente de bestaande school met een landelijk uitgewerkt straatbeeld.
In 2021 werd het VTI als onderdeel van het Sint-Ritacollege omgedoopt tot Campus Technologie.